Tanny streed haar leven lang tegen lepra

God sprak: ‘Ik heb je geroepen als klein meisje, wees niet bang’

Als jonge twintiger zag Tanny Hagens de leprawereld veranderen. Waren er eerst onvoldoende medicijnen om mensen voorgoed van lepra af te helpen, later bleek een combinatie voldoende. Toch was het stigma groot: “De vrees bleef: als mensen weten dat ik lepra heb, word ik niet meer geaccepteerd.”

Een veelgemaakte fout, zo blijkt de gedachte dat lepra zo besmettelijk is dat mensen het kunnen krijgen als ze in de buurt geweest zijn. Hagens werkte sinds de jaren 80 als lepraverpleegkundige in Thailand, Indonesië, Ethiopië en Myanmar en zag de mensen lijden onder verkeerde aannames. “Daardoor komen mensen te laat. Als ze sneller zouden komen, met verschijnselen, witte plekken of gevoelloosheid, dan is het behandelbaar. Maar de leprabacterie is progressief, het verwoest ook zenuwen. Daardoor kunnen mensen verminkingen oplopen.”

Als klein meisje wist Hagens het al: ik wil verpleegkundige worden. “Op de lagere school vroeg de meester bij een les over de arts Albert Schweitzer: wie wil dat ook? Ik stak samen met een ander meisje mijn hand op, op mijn achtste.” Jaren later studeerde ze dan ook verpleegkunde en volgde ze de tropencursus.

“Ik heb je geroepen als klein meisje, wees niet bang. Ik ga voor je uit”

 

Toch bleef één gedachte knagen. “Ik heb altijd gedacht: wat is het nu? Is dit mijn gedachte, mijn ideaal? Of is dit van de Heere God?” Vlak voordat Hagens zou vertrekken naar Thailand en ze een jaar een bijbelschool in Engeland gevolgd had, bad de predikant voor haar. “God sprak toen: “Ik heb je geroepen als klein meisje, wees niet bang. Ik ga voor je uit.” Het was Zijn bevestiging, Zijn idee. Later is dat ook belangrijk. Dat je weet: het is niet mijn idee, niet iets wat ik graag wilde.”

Lepra levenslang?
De verpleegkundige vertrok in een wereld waarin lepra levenslang betekende. “En zo zien mensen het nog. Maar inmiddels zijn er andere medicijnen, die je bijvoorbeeld zes maanden moet slikken, waar dat voorheen zes jaar was. Na zeven dagen ben je ook al niet meer besmettelijk.”

“Vaak denken mensen ook dat het een oordeel van God is: het doet wat met je als je verstoten wordt”

 

Lepra doet wat met de status van mensen en hun eigenwaarde zag Hagens. “De ziekte is vaak niet alleen lichamelijk, maar ook mentaal. Mensen worden uitgestoten, kinderen kunnen niet naar school. En dat terwijl er medicijnen gebruikt worden, wat betekent dat een kind niet meer besmettelijk is. Dat is niet te aanvaarden. Vaak denken mensen ook dat het een oordeel van God is: het doet wat met je als je verstoten wordt.”

Verschrikkelijke voeten
In haar werk kwam de verpleegkundige heftige verminkingen tegen. “Soms ook van jongere mensen, dan kon je wel huilen. Als ze bijvoorbeeld met zulke verschrikkelijke voeten binnenkwamen, waarbij we uren bezig waren met speciale zalf zodat de harde huid wat zachter werd. Na dagen werd een gewone voet zichtbaar. Die voet haten ze soms zelfs. Zeker in Thailand, waar het hoofd heilig is, maar de voet niets waard. Het mooie is dat als je er mee bezig bent, mensen ook opknappen.”

“Als mensen het moeilijk hadden, vroeg Hagens gerust of ze met hen mocht bidden”

 

Een jonge, zwangere vrouw blijft haar nog bij. De baby was net geboren en ze kreeg medicatie tegen lepra. Maar na de bevalling liet de ene na de andere zenuw het afweten. “Heel triest dat je ziet dat je het dan niet goed kan controleren. Ze liep daarbij verminkingen op. Dat voelt machteloos. Je doet alles wat je kan, toch gaat het dan fout.”

Evangeliseren als verpleegkundige mocht vaak niet, zeker niet in moslimland Indonesië, maar als mensen het moeilijk hadden, vroeg Hagens gerust of ze met hen mocht bidden. “Ze wisten dat ik als christen bad, ik gaf ze ook de ruimte om het niet te willen. ‘Ik bid vanavond voor je’, zei ik dan.”

Bang om aan te raken
Als christen maak je juist het verschil door de leprapatiënten niet als minderwaardig te behandelen. “Mensen zijn bang ze aan te raken. Als je mensen met respect behandeld is dat heel belangrijk. Dat doet wat met ze.”

“Dat jij zijn hand vastpakte, raakte hem diep. Ik zag het aan hem”

 

“We waren eens in het veld, en iemand vroeg of ik naar de hand van een leprapatiënt wilde kijken. Ik nam zijn hand in mijn hand en keek ernaar. Ik zei wat er mee moest gebeuren, hoe de hand behandeld moest worden. Een vrouw die erbij stond, zei tegen mij: “Dat jij zijn hand vastpakte, raakte hem diep. Ik zag het aan hem.””

“In Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië, woonde ik aan de rand van een van de sloppenwijken. Voor een project moest voorlichtingsmateriaal gemaakt worden. Aan de vele hangjongeren die er liepen, vroegen we wat ze ervan vonden. Maar dat we dat aan hen vroegen, dat hun mening belangrijk vonden, dat had een heleboel impact. Later, toen ik net weg was, bleken ze naar me te vragen. Waar is de feranji, de buitenlander?”

“Ik kom het ze niet even vertellen”
Als verpleegkundige gebruikte Hagens niet alleen haar kennis om patiënten te helpen, maar door de tijd heen werd ze ook gevraagd programma’s op te zetten en mensen op te leiden. “Regelmatig leek het alsof de collega’s naar mij opkeken, alsof ik het allemaal wist. Nee, ik weet het niet. Ik kom het ze niet even vertellen. In Ethiopië sprak ik geen Amhaars. Bepaalde kennis wil ik graag overdragen, maar dingen van het land moet ik gewoon leren.”

“Je bent toch een witte eend in de bijt”

 

“Daarin is dankbaarheid enorm belangrijk. Je gaat door moeilijke dingen heen, ook met collega’s. Daar kom je wel doorheen. Ik dacht altijd: wat ben ik een bevoorrecht mens. Dat ik deze ervaringen heb, mag leren en mensen ook met mij geduld hebben gehad. Je bent toch een witte eend in de bijt.”

“Een mooi moment was bij mijn werk in Ethiopië. “Tanny”, zei één van mijn Ethiopische collega’s, “ik zie jou niet als een buitenlander, maar als één van ons.” Dat moet de grondhouding zijn. Je bent niet méér, je doet het samen.”

Dit interview met Tanny Hagens is ook te lezen op cip.nl