Zelf kan ik niet met Isshak mee naar dat verre, droge Tsjaad met lemen hutjes - deel 5 (einde)

Vanmorgen om 6.15 uur zijn Geeske en Isshak weer vertrokken naar Tsjaad. Afscheid nemen doet een beetje pijn. Wat staat Isshak daar in Tsjaad te wachten? Wordt hij als leprapatiënt weer buitengesloten? Mag hij nu wel buiten bij de andere mensen op het kleed zitten? Zal zijn moeder aardiger tegen hem doen? Of gaat hij weer de eenzaamheid tegemoet?

leprapatiënt, lepra

Isshak bezocht in Nederland een boerderij vlakbij Hilversum en mocht daar op een quad rijden.

Lees eerst Deel 1

Gisteravond sprak ik Isshak voor langere tijd, en liet hij weer een stukje van zichzelf zien. Hier in Nederland had hij heel wat aardige mensen ontmoet die kleding voor hem kochten, hem uitnodigden voor het eten, begaan met hem waren en voor hem zorgden. Hij zei: ‘Jullie hebben zo’n schoon hart. Zo puur. Ik ben jullie zo dankbaar.’ Hij schudde met z’n hoofd en boog. Geeske vertaalde.

Lemen hutjes
Zelf kan ik niet met Isshak mee naar dat verre, droge Tsjaad met lemen hutjes zonder elektriciteit. Waar hij misschien weer wordt buitengesloten. Maar God kan hem wel vergezellen. Als Isshak dat tenminste toelaat.

Toen onze logé uit dat verre Afrika ons complimenteerde, zei ik dat Jezus ons voorbeeld is. Voor Geeske, mijn man en ik. Jezus had oog voor mensen die in werelds opzicht niets waard waren. Mijn man pakte de Bijbel en las Lukas 17:11-19. In dat verhaal staan tien melaatse mannen van verre. Ze waren uitschot, en mochten niet dichterbij komen. Ze riepen Jezus. ‘Meester, ontferm U over ons’. Toen Jezus hen zag, zei Hij: ‘Laat uzelf aan de priester zien.’ De priester kon beoordelen of ze rein waren. En toen deze leprapatiënten Zijn bevel opvolgden, werden ze genezen.

lepra, leprapatiënt, Nederland

Isshaks rug met bulten door de lepra.

Schoongewassen
Isshak knikte. Hij vond het een mooi verhaal. Ik trok de stoute schoenen aan, en vroeg: ‘Weet je hoe wij aan dat schone hart komen?’ Hij wist het niet. Ik antwoordde: ’Dat komt door Jezus. Hij had geen zonden, was God zelf, en is voor ons aan het kruis gestorven om de straf die wij verdienden op zich te nemen. Met dit offer heeft Hij ons schoongewassen.’ Isshak luisterde geïnteresseerd, en zei telkens: ‘Dat is waar.’ Hij was nog steeds te verlegen om mij aan te kijken.

En toen kwam het moment dat Isshak ook wilde dat God in zijn hart zou komen wonen. Wat een wonder. We hebben voor hem gebeden. En hij geloofde – en sprak uit – dat Jezus ook voor zijn zonden was gestorven.

Relatie
Ik weet niet zeker of hij het allemaal begreep – misschien wilde hij ons niet kwetsen, en zei hij daarom: ‘Dat is waar’ – maar toch geloof ik dat Isshak het meende. Hij zei ook dat wat wij vertelden niet dezelfde God kon zijn als Allah. Dat was de god die hij tot nu toe volgde. Hij vond de God van de christenen begaan en verlangend naar een relatie met de mens. We raadden hem aan om meer in de Bijbel te lezen en met God te praten.

Nu weet ik dat God met hem meegaat. Isshak schreef ons mobiele nummer op, en zou ons ooit weer bellen. Met hulp van Geeske schreef hij het nummer – dat ik natuurlijk aan de verkeerde kant van het boekje had geschreven – over in het Arabisch. ’Maar hoe ga je ons dan bellen? Wij verstaan geen Arabisch,’ was onze vraag. Hij zou op zoek gaan naar mensen die Engels spraken.

Bewijs
Als afscheidscadeau had ik wat foto’s laten uitprinten en in een mapje gedaan. Een foto van Isshak op de fiets, Isshak in onze straat, Isshak met collega’s van Leprazending en Isshak met mijn man. Hij was uitzinnig blij. ‘Als mensen niet zouden geloven dat ik in Nederland was geweest, kan ik dit boekje laten zien als bewijs,’ zei hij.

Het albumpje startte met een ansichtkaart van een koe die zijn snoet aflikte. Om de koe moest Isshak ontzettend lachen, en hij zei: ‘Nederland’. Ja, dat is Nederland.

Dat was Nederland. Dag Isshak, we zullen je ontzettend missen.